‘De kleur oranje is niet alleen onze nationale kleur, maar ook een transitiekleur.’ Ik sta met een groepje wetenschapsjournalisten voor een oranje blokkendoos die op een heldere dag in juli fel contrasteert met het harde blauw van de zomerlucht. Met groene letters is op de muren ‘E=MC2’ geschreven, de beroemde formule van Einstein die de relatie tussen massa en energie beschrijft. Aan het woord is Ewoud Verhoef, technisch directeur van de Centrale Organisatie voor Radioactief Afval (Covra). ‘We vinden het belangrijk om het verhaal van radioactiviteit via kunst te vertellen.’ Dat verhaal blijkt een stuk kleurrijker dan ik dacht.

In dit gebouw wordt al het warmteproducerend hoogradioactief afval van Nederland opgeslagen. De oranje blokkendoos is een kunstwerk van de Zeeuwse kunstenaar William Verstraeten met de titel Metamorfose. Honderd jaar lang krijgt het gebouw elke twintig jaar een iets lichtere tint oranje; zo staat het symbool voor de manier waarop de intensiteit van radioactieve straling met de tijd afneemt. ‘De buitenkant van het gebouw reflecteert wat er binnen gebeurt’, aldus een enthousiaste Verhoef. In 2023 staat de eerste schilderbeurt op de agenda.

De tijdspanne van een eeuw is ingegeven door de wettelijke verplichting van Covra om gedurende ten minste honderd jaar voor het afval te zorgen. De periode is inmiddels verlengd tot 2130. Aan het einde ervan zal het gebouw wit zijn; dan moet een permanente opslagplaats zijn gevonden voor het afval.

We volgen gele pijlen op de grijze vloer en na een lange reeks zware, groen en rood gekleurde deuren komen we uiteindelijk aan in een grote hal met een soort vier-op-een-rij-spel van metalen cirkels op een rode vloer. ’Voel maar eens’, spoort Verhoef aan. Sommige cirkels zijn warm. Onder de deksels liggen cilinders met afval, verzonken in het beton. De koude plekken zijn nog leeg, daar is ruimte voor toekomstig afval. Zelfs als ik boven op een cirkel sta waaronder een klein jaar afval uit Borssele ligt, sta ik aan geen enkele straling bloot. ‘Het is hier zo goed geïsoleerd dat hier binnen nog minder straling is dan buiten’, zegt Verhoef.

Er ligt hier minder hoogradioactief afval dan ik dacht: slechts 110 kubieke meter, de inhoud van ongeveer anderhalve zeecontainer. Maar er komt meer aan. In mei van dit jaar werd een uitbreiding van dit gebouw geopend die nog eens vijftig kubieke meter extra capaciteit biedt.

Met gasprijzen die door het dak gaan en een energietransitie die geen uitstel meer verdraagt staat kernenergie de laatste tijd weer prominent op de agenda en meer kernenergie leidt onherroepelijk tot meer afval. De afgelopen jaren is het verhitte debat over deze controversiële vorm van energie weer opgelaaid. Kan kernenergie een belangrijke rol spelen bij het vormgeven van een duurzame toekomst, of is het een pact met de duivel?

Elementen voor een duurzame toekomst

We willen steeds minder afhankelijk zijn van olie, gas en kolen. Maar voor de groene economie zijn nieuwe bouwstenen nodig. In deze serie onderzoeken we (chemische) elementen die onontbeerlijk zijn voor de economie van de toekomst.

Uranium, de basisgrondstof van de meeste kernenergiecentrales, is een magisch element. Zo heeft de radioactieve uranium-238-isotoop een halveringstijd van 4,5 miljard jaar. Daar kan ik me geen enkele voorstelling van maken. Het is geen menselijke tijd, maar ‘diepe tijd’. Geoloog Marcia Bjornerud noemt mijn gemankeerde voorstellingsvermogen in haar boek Timefulness ‘temporeel analfabetisme, een wijdverbreid gebrek aan kennis over tijdschalen, het ontbreken van gevoel voor temporele proporties’.

Volgens de Amerikaanse, aan Cornell University verbonden antropoloog Vincent Ialenti kunnen we daarom juist van de medewerkers van opslagplaatsen voor radioactief afval, mensen zoals Ewoud Verhoef, veel leren over onze omgang met deze diepe tijd. Ialenti deed twee jaar lang participerend onderzoek onder medewerkers van een geplande permanente opslagplaats voor radioactief afval in het Finse plaatsje Olkiluoto. De manier waarop zij zich bekommeren om de veiligheid van ons verre nageslacht zou voor ons allemaal een inspiratiebron kunnen zijn, concludeert hij in zijn dit jaar verschenen boek Deep Time Reckoning. Het afval zal in de opslagplaats Onkalo (Fins voor ‘grot’ of ‘schuilplaats’) binnenkort diep onder de grond worden verstopt, in de verwachting dat generaties in de verre toekomst hier nooit mee in aanraking zullen komen.

Natuurschrijver Robert Macfarlane bracht eveneens een bezoek aan Onkalo. In Benedenwereld: Reizen in de diepe tijd beschrijft hij zijn bezoek aan de Finse tombe. Deze ondergrondse plek, meer afgesloten dan de strengst beveiligde gevangenissen ter wereld, noemt Macfarlane een ‘experiment in posthumane architectuur’. Want de chronologie van radioactieve stoffen ‘decentraliseert de mens, vermorzelt de eerste persoon tot irrelevantie’. De halveringstijden van radioactieve stoffen vallen buiten de menselijke maat.

Radioactiviteit beweegt kunstenaars, wetenschappers en schrijvers steevast tot diepzinnige uitspraken, en dat is niet zo vreemd. Uranium ligt aan de basis van zowel de krachtigste energievoorziening ter wereld als de mogelijkheid tot totale destructie van diezelfde wereld. Het is in staat tot het brengen van zowel licht als duisternis; het heeft mythische eigenschappen.

Om te beginnen is uranium instabiel en daarom valt het gemakkelijk uit elkaar. Uranium is, met 92 protonen in de kern, het zwaarste element van het periodiek systeem dat van nature op aarde voorkomt. In de natuur komen voornamelijk twee vormen voor: de uranium-238-isotoop en de uranium-235-isotoop. Het getal geeft de som weer van het aantal neutronen plus het aantal protonen in de atoomkern. De 235-isotoop kan een kettingreactie bewerkstelligen zoals die op gang wordt gebracht in een kerncentrale voor de opwekking van energie of in kernwapens voor een kernexplosie en nucleaire destructie.

Uranium is het enige splijtbare element in de natuur en dat is bijzonder. De meeste splijtbare elementen die ooit op aarde voorkwamen, zoals het nog zwaardere plutonium (met 94 protonen in de kern), zijn niet meer in de natuur te vinden, omdat ze al uit elkaar zijn gevallen in andere, lichtere elementen. De natuurlijke neiging van een radioactief element gaat altijd richting verval. Maar omdat uranium zo’n lange vervaltijd heeft, zou je kunnen zeggen dat het ‘nog niet klaar’ is met vervallen. Bij het huidige verbruik is uranium de komende tachtig à honderd jaar nog voldoende aanwezig op aarde; het wordt gewonnen uit erts in landen als Kazachstan, Canada en Australië en zou zo nodig ook uit zeewater kunnen worden gewonnen.

De natuurlijke samenstelling van uranium in de natuur is een heel kleine hoeveelheid van de 235-isotoop, ongeveer 0,7 procent; de rest bestaat vrijwel geheel uit de 238-isotoop. Om het percentage van de makkelijk splijtbare 235-isotoop in de splijtstof op te krikken wordt daarom het uranium eerst ‘verrijkt’. Dat gebeurt bijvoorbeeld in Almelo bij de multinational Urenco, een wereldspeler die dertig procent van alle verrijkte uranium in de wereld produceert. Voor een kerncentrale is een percentage van 3,5 voldoende; voor kernwapens wordt gewerkt met ten minste negentig procent.

Met het verrijkte uranium kan een kettingreactie in gang worden gezet, het magische moment. Er worden dan neutronen in aanraking gebracht met het uranium-235 waardoor het uit elkaar valt in twee lichtere atomen en ook twee of drie neutronen, de zogenaamde kernsplijting. Die neutronen zorgen weer voor een volgende kernsplijting. Bij deze reactie komt een enorme hoeveelheid warmte vrij. Zo levert de splijting van één gram uranium één MWdag aan energie op, het equivalent van drie ton steenkool of 2500 liter benzine. Met de warmte wordt stoom gemaakt, die drijft weer een turbine aan die vervolgens met een generator elektriciteit opwekt. Het mooiste is dat bij dit hele proces geen CO2 vrijkomt.

Een Russische soldaat op wacht bij de Zaporizhzhia kerncentrale in de Oekraine. 4 augustus © Alexander Ermochenko / Reuters

Vandaar dat kernenergie steeds vaker als serieuze optie voor onze energievoorziening wordt onderzocht. De laatste jaren groeit de groep mensen die zich uitspreken als voorstander van deze bron van ‘schone’ energie. ‘Schoon’ verwijst hier naar de kernreactie zelf. Een klein deel van hen is afkomstig uit de milieubeweging. Op basis van een rationele afweging van de gevaren van de opwarming van de aarde en luchtvervuiling door CO2-emissies versus de gevaren van nucleaire energie komen zij tot de conclusie dat kernenergie onvermijdelijk is.

Heus niet alle energie hoeft van nucleaire bron te zijn. Spreiding van bronnen is goed en niemand is tegen hernieuwbare energiebronnen als wind en zon. Maar wat doe je als het windstil is of de zon niet schijnt? Je zult altijd een zogenaamde ‘basislast energievoorziening’ moeten hebben, daar is iedereen het over eens. Kernenergie is een kandidaat voor het leveren van die basislast.

Een uitzending van Arjen Lubach in 2018, waarin hij zich uitsprak als voorstander van kernenergie, vormde een kantelpunt voor de publieke opinie in Nederland. Meer mensen raakten overtuigd van nut en noodzaak. Toch zijn de meningen over kernenergie nog steeds vaak ‘erg verdeeld’, zo blijkt uit een recente analyse in het advies van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (rli).

‘We kunnen dit probleem gewoon niet doorschuiven naar toekomstige generaties die zelf helemaal niet profiteren van deze energie’

Daaruit bleek dat, ondanks de polarisatie die het debat over kernenergie kenmerkt, ‘ongeveer vier van de tien mensen geen uitgesproken opvatting hebben over kernenergie’. Dit neemt niet weg dat zowel voor- als tegenstanders zich luidruchtig roeren in de publieke arena. Mensen uit beide ‘kampen’ beklagen zich over hoe zij door de ander worden zwartgemaakt, terwijl beide kampen zich eveneens beroepen op een zuivere, rationele afweging die zou zijn gemaakt. Het heeft allemaal te maken met die mythische eigenschappen.

Een belangrijke zorg betreft allereerst de veiligheid van kerncentrales en het risico op ongelukken. Hoe eng radioactieve straling ook mag zijn, kerncentrales zijn inmiddels veel veiliger en geavanceerder dan die uit de tijd van Tsjernobyl en ze worden alleen maar veiliger. Het aantal kernrampen met directe doden is over de hele linie dan ook bijzonder klein. Zo viel er in Fukushima tot op heden één officieel erkende dode als direct gevolg van het kernsmelt-ongeval (het ergste wat er kan gebeuren in een kerncentrale), terwijl er meer dan achttienduizend mensen stierven als gevolg van de tsunami die ook Fukushima trof. Overigens overleden er in Fukushima wel honderden mensen als gevolg van maatschappelijke ontwrichting na de kernramp en is er daarnaast een onbekend aantal ‘niet-waarneembare sterfgevallen’ door kanker die veroorzaakt is door straling. Het precieze aantal zullen we nooit te weten komen. Het kan gaan om honderden, maar ook duizenden mensen.

Uiteraard is een kernongeval hoe dan ook een ramp, hoeveel mensen er ook sterven. Maar waar moeten we het mee vergelijken? Duidelijk is dat de huidige opwarming een leefbare wereld voor mensen (en vele andere organismen) bedreigt. We zien daar nu voorproefjes van in de vorm van vernietigende overstromingen, aanhoudende droogtes en dodelijke hittegolven over de hele wereld. Bovendien sterven er ook nog eens acht miljoen mensen per jaar als gevolg van door fossiele brandstoffen veroorzaakte vervuiling.

In dat licht lijken nucleaire risico’s plotseling mee te vallen. Als we nou heel netjes omgaan met uranium en ervoor zorgen dat slechteriken die wapens willen maken het nooit in handen krijgen? Als we nou het afval in plaatsen als Onkalo veilig opbergen, zodat toekomstige generaties er niet mee te maken krijgen? Uranium gaat in deze verleidelijke gedachtegang snel voelen als een verlossing uit de klimaatcrisis.

Er moet in dit perspectief alleen nog even worden gewerkt aan de ‘irreële angst’ en het ‘imagoprobleem’ van nucleaire energie. Zo denkt Ewoud Verhoef dat een deel van dit ‘imagoprobleem’ wordt veroorzaakt door de associatie met kernwapens. Hij vertelt dat Amerikaanse bezoekers van Covra bijvoorbeeld vragen wanneer ze de ‘wapenkamer’ kunnen bezoeken. De journalisten in de zaal lachen hartelijk, want natuurlijk hebben we geen wapens hier.

Toch is de associatie niet zo vreemd. De eerste kennismaking van de wereld met kernsplijting was immers niet bepaald een ervaring van verlossing, maar eerder een ontmoeting met de duivel. We kennen allemaal de afschuwelijke beelden van de slachtoffers van de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki en nog steeds leven mensen in Japan met de traumatische gevolgen van deze aanvallen. Als kernenergie als serieuze optie moet worden overwogen, dan moeten we dus eerst van de associatie met wapens af. De huidige voorstanders van kernenergie zijn ervan overtuigd dat de weerstand slechts een emotioneel en ideologisch oponthoud is.

Olguita Oudendijk, directeur van het op ecomodernistische leest geschoeide onderzoeksplatform RePlanet, verwoordt het als volgt: ‘Ik zie de tegenstand als een lifestyle-achtige benadering van mensen die denken dat de mens zichzelf en de planeet om zeep helpt door te veel te consumeren, door te veel grondstoffengebruik en door economische groei. Het is meer een overtuiging van hoe je moet leven dan dat je er wereldproblemen mee gaat oplossen.’ Tegenstanders hebben wat haar betreft de wetenschap tegen zich en zullen daarom uiteindelijk verliezen.

Jan Haverkamp is vandaag bezig geweest met het controleren van de datastromen rond de kerncentrale in Zaporizja. Zo houdt hij bij welke gevechtshandelingen er hebben plaatsgevonden in de afgelopen 24 uur. ‘Er zitten nu ongeveer negenhonderd Oekraïense werknemers en die kunnen daar niet weg. De Russen willen de centrale afkoppelen van het Oekraïense netwerk en aanhaken aan een netwerk dat aan het Russische kan worden gekoppeld. Maar de Oekraïense medewerkers willen dat niet doen. Het is een heel vervelend machtsspel.’ (Inmiddels is de centrale op 8 oktober volledig losgekoppeld van het stroomnet en draait nu op dieselreserves.) Haverkamp is senior expert energiebeleid bij Greenpeace en bij Wise, een organisatie die geworteld is in de basisbewegingen tegen kernenergie en die inmiddels als missie heeft om zich in te zetten voor honderd procent hernieuwbare energie.

De situatie in Zaporizja is zorgelijk. Het is niet voor niets dat vertegenwoordigers van de internationale atoomwaakhond ieae zich een weg hebben gebaand door oorlogsgebied om de veiligheid van de centrale te controleren. Alle stukjes informatie die Haverkamp vergaart dragen bij aan het beeld dat hij probeert te krijgen van die risico’s. Hij doet dit werk overigens niet alleen voor Greenpeace en Wise, maar ook voor humanitaire ngo’s.

Haverkamp benadrukt dat er op dit moment geen afvalopslag is voor de lange termijn. Onkalo zou pas in 2025 in bedrijf gaan, maar het Nederlandse afval kan daar niet terecht. Als het al veilig genoeg is. Er is sprake van opslag in zoutcavernes in Duitsland, maar daar zijn problemen: het afval begon door de spleten van het zout in het grondwater te lekken. Volgens Ewoud Verhoef zal dit probleem niet spelen bij de Boomse Klei, een laag die onder vrijwel heel Nederland en een stuk van België ligt en waarnaar wordt gekeken voor Nederlandse opslag. Maar ook deze opslag is nog verre van zeker.

Voor Haverkamp is het een principekwestie: ‘We kunnen dit probleem gewoon niet doorschuiven naar toekomstige generaties die zelf helemaal niet profiteren van deze energie.’ Daarnaast vindt hij de risico’s op kernongevallen, ondanks verbeteringen, nog steeds te groot. Kijk naar Zaporizja. Voorts zijn er de proliferatierisico’s (kernwapens) die alleen maar toenemen. ‘De wereld is er de laatste tijd niet bepaald stabieler op geworden.’

Bovendien is het mogelijk om naar een uitstoot van nul te komen in 2050 zonder gebruik van kernenergie. Haverkamp beroept zich daarvoor op Duitse systeemmodellen die vanaf 2050 terugrekenen, zogeheten backcasting-modellen (in tegenstelling tot vaak gebruikte forecasting-modellen). ‘Daaruit blijkt keer op keer dat het mogelijk is om in 2050 wereldwijd een systeem te hebben dat volledig op hernieuwbare energie draait. Niet alleen op zon en wind, maar ook bijvoorbeeld op aardwarmte en getijdenenergie, aangevuld met een stukje waterstof: alles zit in die modellen verwerkt. Het kan, maar dan moet je wel gericht beleid doorvoeren. En dat gebeurt nu niet’.

Opslagbad in de Orano opwerkingsfabriek La Hague. Frankrijk, april 2019 © Benoit Tessier / Reuters

In La Hague, een plaats aan de Normandische kust, ben ik op bezoek bij het bedrijf Orano, de mondiale marktleider op het gebied van opwerking van radioactief afval. Sylvain Renouf is hoofd perscommunicatie en leidt me rond.

Samen met Renouf kijk ik door een raam van een aantal lagen dik glas een kamer in. Het lood in het glas zorgt ervoor dat het lijkt alsof er een goudgele sepiafilter over de kamer ligt. ‘Ik heb dit natuurlijk al een paar keer gezien, maar het is elke keer weer adembenemend’, zegt Renouf. Deze ruimte is in 1986 gebouwd en daarna is er nooit meer iemand binnen geweest. We turen door het raam en zien hoe een gebruikte splijtstofstaaf wordt uitgepakt. Heel langzaam haalt een op afstand bestuurde kraan een vijf meter lange staaf uit een huls. ‘De computer berekent elke keer precies de juiste plek, want de staaf mag nergens tegenaan stoten.’ Als hij helemaal uit het omhulsel is gehaald sleept de kraan hem naar een holte in de grond verderop. ‘Deze staaf heeft jarenlang honderden families van stroom voorzien’, zegt Renouf vol ontzag. Even traag en voorzichtig laat de kraan de staaf in het gat zakken. Daar zal hij eerst worden overgoten met water, het begin van het ‘opwerkingsproces’ van radioactief afval.

Terwijl in Nederland kernenergie een marginale bijdrage van drie procent van alle opgewekte elektriciteit levert, ligt dit percentage in Frankrijk rond de zeventig. Frankrijk beschikt over 56 kernreactoren, verdeeld over negentien locaties. Het draagvlak voor kernenergie is hier zo groot dat ook ‘opwerking’ van uranium op grote schaal plaatsvindt. Opwerking is een vorm van recycling van gebruikte splijtstofstaven. De staaf die ik hier in het sepialicht zie, staat aan het begin van deze procedure.

Alles in deze kamer gebeurt met op afstand bestuurbare machines. Renouf vertelt dat medewerkers tijdens hun opleiding zelfs moeten leren om veters te strikken met deze machines. Onlangs was er een machine stuk en ook de vervanging ervan werd volledig uitgevoerd door op afstand bestuurbare machines. Ook worden soms robots gebruikt. Geen mens kan ooit deze ruimte betreden. Als ik vraag wat er dan zou gebeuren, treedt Renouf niet in detail. ‘Je zou zeker doodgaan.’

Het voordeel van de opwerkingsprocedure is dat er aan het eind van de rit nog maar vier procent aan afval overblijft. Al het Nederlandse kernafval uit Borssele wordt hier verwerkt en komt uiteindelijk terug om te worden opgeslagen in de oranje blokkendoos van Covra.

Nucleaire ongelukken zijn beangstigend, ook als er weinig doden vallen. De gevolgen laten zich immers nog jaren gelden

Maar dat het uitpakken van de staven hier onlangs moest worden gestopt vanwege een defect aan de apparatuur is geen toeval. Het is een probleem dat regelmatig voorkomt: corrosie van de apparatuur én van expertise. Veel kerncentrales zijn gebouwd in de jaren zeventig en tachtig en zijn eigenlijk aan vervanging toe.

Ook de door de Franse overheid gecontroleerde opwerkingsinstallatie van Orano in La Hague ondervindt op dit moment operatieproblemen. Renouf wijst erop dat het bedrijf elk jaar driehonderd miljoen euro uitgeeft aan veiligheid en duurzaamheid. Bijvoorbeeld door aan corrosie onderhevige onderdelen te vervangen. Toch moeten er nu snel besluiten worden genomen over de vervanging van de installaties na 2040. Op 19 januari 2022 gaf de voorzitter van de asn, de Franse ‘atoomwaakhond’, aan hoe serieus de situatie was: ‘Als opwerken moet worden voortgezet (in Frankrijk – sb), dan wordt het noodzakelijk om de huidige installaties te renoveren, als opwerking wordt gestaakt, moeten er vóór 2040 alternatieve oplossingen worden aandragen voor de behandeling van gebruikte splijtstofstaven.’

De ontmanteling van een opwerkingsinstallatie is geen simpele kwestie van de knop uitzetten. In La Hague is Orano al bezig met de ontmanteling van de eerste fabriek. ‘Dat is een enorm project: het kost meer dan vier miljard euro en duurt dertig jaar’, vertelt Renouf, ‘maar 38 procent van het werk is nu gedaan.’

De afgelopen decennia is er in Nederland nauwelijks geïnvesteerd in dergelijke expertise. Als Nederland nu kernenergie wil opschalen, dan zal het mensen uit bijvoorbeeld Frankrijk moeten halen. Maar Frankrijk zal ze voorlopig liever zelf houden om de eigen centrales te onderhouden en updaten én om nieuwe centrales te bouwen. In het regeerakkoord is vijf miljard toegezegd voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales in Nederland, een deel daarvan moet waarschijnlijk worden gereserveerd voor het creëren van nieuwe expertise. Maar hoe snel heb je al die nieuwe mensen opgeleid?

Tijdens mijn bezoek is in Frankrijk een flink aantal kerncentrales uitgeschakeld. Dat heeft deels te maken met de droogte en het tekort aan koelingswater. Waar Frankrijk in beginsel als winnaar uit de gascrisis leek te komen met een energiesysteem dat onafhankelijk is van gas uit Rusland, blijkt het sterk gecentraliseerde systeem van nationale kerncentrales, zeker in de huidige tijd, eveneens kwetsbaar. Door het stilleggen van de centrales dreigen in Frankrijk stroomtekorten en zijn de elektriciteitsprijzen explosief gestegen. Omdat het normaliter een deel van zijn kernenergie exporteert naar onder meer Duitsland en Nederland, hebben deze prijsstijgingen ook gevolgen buiten Frankrijk.

Kernenergie biedt Frankrijk ook grote voordelen: normaal gesproken is het een stabiele bron van energie die relatief goedkoop kan blijven door de top-downstructuur van de energievoorziening. En Frankrijk heeft in de loop der jaren de benodigde expertise opgebouwd. Als de infrastructuur voor kerncentrales er eenmaal staat, dan is het een betrouwbare energiebron. Bovendien is Frankrijk veel minder afhankelijk van Rusland voor uranium dan bijvoorbeeld Duitsland dat (tot voor kort) was voor gas.

Aan de telefoon praat ik verder met Wim Turkenburg, energie-expert en emeritus hoogleraar aan de Universiteit Utrecht. Hij acht het denkbaar dat de verminderde capaciteit in Frankrijk de komende winter problemen gaat veroorzaken. De belangrijkste reden is dat de oudere reactoren steeds meer reparaties vereisen. ‘Normaal springt Frankrijk Nederland in moeilijke uren bij. Komende winter zou het weleens andersom kunnen zijn. Als dan ook in België kerncentrales worden stilgelegd en dit in Duitsland in december ook gebeurt, zouden we weleens black-outs kunnen krijgen in Europa. De kans op onvermogen begint een steeds groter probleem te worden dat veel te weinig aandacht krijgt.’

Dit is overigens niet alleen een vermogensprobleem, maar ook een netwerkprobleem. ‘Ook TenneT speelt hierin een rol door verkeerde verwachtingen te wekken en niet of onvoldoende in te grijpen. Nu is TenneT ons aan het voorbereiden dat de stroomvoorziening minder betrouwbaar zal worden dan we gewend zijn. Ik vind dat een verkeerd signaal. We weten dat langdurig uitvallen van de stroomvoorziening kan leiden tot plunderingen, gewelddadigheden en grote maatschappelijke ontwrichting, kijk maar naar de Verenigde Staten. Maar ik heb politici er nog nauwelijks over gehoord.’

Los van deze obstakels op de korte termijn voorziet Wim Turkenburg problemen voor de langere termijn. ‘Zowel rechtse als linkse partijen schetsen een verkeerd beeld. Het idee van rechts dat die kerncentrales er in 2030 al kunnen zijn is echt niet realistisch, maar ook de verwachting van links dat we binnenkort vrijwel al onze energie kunnen halen uit zon en wind is wensdenken.’ Hij is voorstander van een basisvoorziening van biomassa, aardgas en carbon capture and storage (ccs), maar dat is door de Kamer van tafel geveegd. Zonder die optie blijft alleen kernenergie over, ondanks de bekende argumenten van tegenstanders.

Maar Turkenburg denkt dat kernenergie ook economisch nog geen gelopen race is: door hoge bouwkosten en lange bouwtijden, maar ook door het probleem van het zogeheten kannibalisme door zonne- en windenergiesystemen. Dat kannibalisme is een vorm van ten onder gaan aan je eigen succes. Als er een overschot ontstaat aan energie uit wind en zon, dan kelderen immers de elektriciteitsprijzen. ’Energiebedrijven zullen dan in eerste instantie proberen hun overschotten aan het buitenland te verkopen, maar als dat niet lukt worden windturbines en ook zonneparken soms helemaal stilgezet terwijl de vergoeding die ze krijgen voor stroom die wel wordt opgewekt in die uren naar nul zakt’, legt Turkenburg uit. Voor een groene toekomst lijkt het misschien geweldig dat stroom gratis wordt, maar in het huidige marktmodel betekent het dat investeerders op zeker moment niet meer geld willen steken in zon en wind.

Dit kannibalisme heeft ook effect op het gebruik van kerncentrales. ‘Bij overschotten van zon en wind zul je tegelijkertijd de kerncentrales naar een minimum terugdraaien. Maar als je die kerncentrales steeds vaker op zo’n laag pitje moet laten draaien, dan wordt de investering relatief steeds duurder’, aldus Turkenburg.

Je kunt dit allemaal van tevoren uitrekenen en dat is precies wat Wim Turkenburg heeft gedaan met een team van de Universiteit Utrecht. ‘Als ten minste zeventig procent van onze elektriciteit uit zon en wind moet komen, komt nucleaire energie er in onze berekeningen te duur uit. De resterende dertig procent kun je dan beter uit biomassa en aardgas met ccs en uit energieopslag halen. Dit verklaart voor een belangrijk deel waarom niemand zonder ingrijpen en steun van de overheid in kernenergie wil investeren.’

Machiel Mulder, hoogleraar energie-economie aan de Rijksuniversiteit Groningen, maakte een vergelijkbare berekening, maar hij nam de optie van biomassa en aardgas met ccs niet mee. Mulder kwam, net als Turkenburg, tot de conclusie dat een systeem met kernenergie naast zon en wind goedkoper is dan een systeem met alleen zon en wind. Mulder was zelf ‘verbaasd’ over deze uitkomst, maar kannibalisme is ook in zijn berekening de belangrijkste oorzaak. Hij bevestigt dat kerncentrales bij overschotten van wind en zon op een lager pitje moeten draaien, maar nog steeds komt uit zijn berekening dat je goedkoper uit bent met kerncentrales dan met alleen zon en wind.

De oorzaak ligt in een spiegeleffect van het kannibalisme. ‘Bij schaarste heb je een hoge vraag en gaan de prijzen juist omhoog. Wind en zon profiteren daar niet van. Investeerders in kernenergie kunnen echter wel profiteren van de hoge prijzen wanneer er nauwelijks wind of zonneschijn is. Hoewel ook investeerders in kerncentrales subsidie nodig hebben om de investering winstgevend te maken, is de subsidie die ze nodig hebben per eenheid stroom aanzienlijk lager dan wat investeerders in hernieuwbare technologieën – en met name zonne-energie – nodig hebben. Wanneer de gasprijs zo hoog zou blijven als die nu is, hebben kerncentrales helemaal geen subsidie meer nodig.’

‘Elke optie heeft voor- en nadelen’, zegt Mulder, ‘en je moet kernenergie meenemen in de besluitvorming. Je kunt zeggen dat we minder op groei gericht moeten zijn, maar het gaat erom wat de maatschappij kiest. Velen willen comfortabel leven, reizen, vliegen, zometeen krijgt iedereen een elektrische auto. De realiteit is dat de energievraag alleen maar toeneemt. De vraag is hoe we aan die vraag kunnen voldoen.’

Een paar trainees van Orano kijken jaloers als ze van Sylvain Renouf horen dat ik naar de piscines mag. Zij hebben nog niet de juiste security clearance en daardoor voel ik me extra bevoorrecht. In mijn witte pak loop ik rond de blauwe reling langs een bassin in een grote hal. Er zijn vier van deze baden. Een gele kraan hangt boven het grote bad. Op de bodem liggen, op vier meter diepte, de radioactieve splijtstaven netjes naast elkaar. Er heerst een bijna serene rust. Vlak bij het water is iemand bezig om iets te repareren. Hij heeft een blauw pak aan en zijn voeten zijn in een soort gips ingepakt. ‘Dat is nog een hoger veiligheidsniveau, want hij werkt vlak boven het water. Vandaar de witte voeten en het blauwe pak’, aldus Renouf.

Hoewel het water radioactieve straling tegenhoudt en een val in het zwembad dus niet direct gevaarlijk hoeft te zijn, hangen er voor noodgevallen zwembanden aan de reling en verderop in het bad ligt zelfs een bootje, maar gelukkig is er nog nooit iemand in het water gevallen. Nadat de staven in de sepiakamer door de kranen zijn uitgepakt, gaan ze eerst voor vijf tot zeven jaar in dit bad. Daarna worden ze verder bewerkt. Het uranium en plutonium wordt eruit gehaald om te worden verwerkt in nieuwe splijtstofstaven. Het overige materiaal wordt tot kleine korrels gemalen en in een oven van elfhonderd graden Celsius met korrels glas vermengd tot een homogeen mengsel. Dat ‘verglaasde’ mengsel wordt vervolgens gecementeerd, in cilinders gegoten en hermetisch afgesloten. En dan op transport, terug naar Nederland, naar Covra.

Nucleaire energie doet me denken aan vliegen. Het feit dat zo’n stalen gevaarte kan opstijgen vervult me met een mengeling van angst en bewondering. De eerste keer dat ik vloog kreeg ik te horen dat de kans dat je doodgaat in een vliegtuig veel kleiner is dan de kans om dood te gaan in een auto, de trein of zelfs als gevolg van een val van het keukentrapje thuis. Ik wilde het best aannemen, maar een vliegtuigcrash blijft toch een onbevattelijk einde.

Nucleaire ongelukken zijn beangstigend, ook als er weinig doden vallen. De gevolgen laten zich nog jaren gelden. Het is die mythische kracht van de splijting van het uraniumatoom die ons hoe dan ook angst aanjaagt. Tegelijkertijd verleidt die magische kracht ons. Uranium fluistert in ons oor: ‘Neem mij en je bent verlost van al je CO2-zorgen.’ Dat pact is verleidelijk maar ook duivels, want de angst is wel degelijk reëel. We kunnen wel alleen over Nederland praten en alle risico’s afdekken, maar, zoals Jan Haverkamp terecht stelt: ‘De wereld is er de laatste tijd niet bepaald stabieler op geworden.’ We hoeven alleen maar te kijken naar wat er nu in Zaporizja gebeurt om ons hart vast te houden.

Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.